Abstracts 19 ( 2 )
JANNEKE VERHEIJEN
Gender-sensitive agricultural interventions as tool for mitigating HIV and AIDS
Conventional AIDS interventions aimed at raising awareness remain barely effective in sub-Saharan Africa, arguably because structural underlying causes of the pandemic inhibit people, especially poor women, to live up to the promulgated behavior changes. A different approach is urgently needed, one that does address the underlying causes. While much scientific attention is directed at identifying and mitigating the devastating impacts of AIDS, little attention is directed towards understanding and addressing the drivers of the pandemic. In this paper poverty, food insecurity and gender inequality are identified as key facilitators of the pandemic. It is suggested that more secure livelihoods for women could help to prevent hazardous survival sex and exploitative gendered power relations that increase their risk of becoming infected with and spreading HIV. Improved agricultural technologies can diminish rural food insecurity, and, if well targeted, diminish gender inequality. However, the uptake of modern agricultural information is – just like the uptake of AIDS information – generally low among poor rural women. To increase effectiveness, innovations need to be relevant and communication methods appropriate for the target group – those most susceptible to infection – and within the specific context.
[HIV susceptibility and prevention, women smallholder farmers, agricultural interventions, Sub-Saharan Africa, anthropology]
Huidige AIDS interventies, voornamelijk gericht op voorlichting, hebben tot nu toe weinig effect gehad in Sub-Sahara Afrika omdat structurele onderliggende oorzaken van de pandemie velen, vooral arme vrouwen, beletten om de aanbevolen gedragsveranderingen na te leven. Een andere benadering is noodzakelijk, één die zich richt op die onderliggende factoren. In dit artikel worden armoede, voedselonzekerheid en gender-ongelijkheid geïdentificeerd als belangrijke voedingsbronnen van de pandemie. Terwijl er veel wetenschappelijke aandacht is voor het identificeren en verminderen van de impact van AIDS op armoede en voedselonzekerheid, is er relatief weinig aandacht voor de andere kant van de vicieuze cirkel, namelijk hoe armoede en voedselonzekerheid de pandemie stimuleren. In dit artikel wordt verondersteld dat een zekerder levensonderhoud voor rurale vrouwen onveilige seksuele transacties en onderdrukkende machtsrelaties, die het risico van HIV verspreiding vergroten, zou kunnen verkomen. Verbeterde landbouwkundige technologieën zouden zowel voedselonzekerheid als gender-ongelijkheid kunnen verminderen. De overname van moderne landbouwkundige informatie is echter – net als de overname van AIDS informatie – over het algemeen laag onder arme, rurale vrouwen. Om de effectiviteit te verhogen, moeten innovaties relevant en de communicatiemiddelen gepast zijn voor de target groep en binnen de specifieke context.
[HIV preventie, landbouw interventie, vrouwelijke kleine boeren, sub-Sahara Afrika, antropologie]
ERICA VAN DER SIJPT
Marginal motherhood.
The ambiguous experience of pregnancy-loss in Cameroon
There has been much international and scholarly attention for, on the one hand, 'overpopulation' or 'high fertility rates'; and, on the other hand, experiences of infertility. Little light has been shed, however, on the marginal 'in-between' situation of women experiencing reproductive loss, that is: being able to conceive, but having problems with carrying pregnancies successfully to term. It is the experiences and decisions of those women who do not immediately attain high fertility rates, but are not infertile either that will be at the centre of this study. Based on anthropological fieldwork in East Cameroon in 2004-2005, this article places the experiences of these women within their social contexts by first describing the relevant fields of gender, kinship and marriage in the village of Ndemba I and exemplifying their significance through a personal illness narrative. It then discusses the two major themes that were explored through participant observation, interviews, free listing and pile sorting: the perceived causes and the social consequences of pregnancy-loss. By understanding both the aetiology of and the help-seeking behaviour after pregnancy-loss in the light of the given contexts in the village, it becomes clear that the lives of women who experience pregnancy-loss are characterized by marginality and ambiguity. Not only are their status as a woman and the status of the foetus as a person contested; pregnancy-loss itself is also a phenomenon that is surrounded by doubts and suspicion. It is however this ambiguity that leaves some free room for manoeuvring and enables women to aspire certain ambitions that might run counter the patriarchal ideal of bearing many children. Thus, this article shows that the generally assumed distinction between wanted and unwanted pregnancies or unintended and intended losses – that is, abortions – becomes blurred within the ambiguous dynamics of the prenatal period. It argues that both suffering and agency are dialectically connected within the marginal phenomenon of pregnancy-loss.
[pregnancy-loss, abortion, Cameroon, aetiology, help-seeking behaviour, ambiguity, suffering, agency]
In tegenstelling tot de vele studies die de nadruk leggen op hoge vruchtbaarheidscijfers of juist onvruchtbaarheid in Afrika, schenkt dit artikel aandacht aan de situatie van vrouwen die zwangerschapverlies meemaken – zij die wel zwanger kunnen worden, maar de zwangerschap niet tot een succesvol einde brengen. Op basis van antropologisch veldwerk in de Oost provincie van Kameroen in 2004-2005, worden deze ervaringen geplaatst in de context van in gender, huwelijk en verwantschap. Aan de hand van een persoonlijk ervaringsverhaal zet dit artikel de lokale etiologie van zwangerschapsverlies en de medische zoektocht die volgt na een miskraam uiteen. Zowel de percepties als de handelingen van vrouwen tonen dat het fenomeen van zwangerschapverlies gehuld is in ambiguïteit en onzekerheid. Tegelijkertijd is het juist deze ambiguïteit die de vrouwen een mogelijkheid tot actief handelen biedt waarin zij zich kunnen verzetten tegen een heersend kinderideaal. De prenatale periode, en meer in het bijzonder het fenomeen van zwangerschapsverlies, maakt de dynamische relatie tussen reproductief lijden en actief handelen inzichtelijk.
[zwangerschapsverlies, abortus, hulpzoekgedrag, etiologie, ambiguïteit, lijden, agency, Kameroen]
KAREN MOGENDORFF
Looking in a mirror.
Creating space to explore identities as persons with impairments
In this paper I examine how informants and I made sense of each other. The two central questions are: (1) How do impairments affect informants self-image? And (2) How do informants perceive me as a 'one of their kind' anthropologist?
To address these questions I will: (1) reflect on how I think my background affected the way I presented myself to and interacted with informants; (2) explore how sense-making is accomplished in actual encounters – the emphasis being my own sense-making; and (3) offer 'new' insights on conducting fieldwork among 'people of the same kind' as the researcher, and how these interactions may enrich our understanding of disabled persons' lived experiences. To connect these three levels of sense-making, I will employ the concept of intersubjectivity.
[intersubjectivity, establishing rapport, auto-ethnography, researcher-subject relations, anthropology of disability, impairments, native anthropology]
In dit artikel onderzoek ik hoe informanten en ik elkaar probeerden te begrijpen. De twee centrale vragen die aan de orde komen zijn: (1) Wat is de invloed van motorische beperkingen op het zelfbeeld van informanten? En: (2) Hoe ervaren informanten mij als antropoloog die tegelijkertijd ook één van hen is?
Om deze vragen te beantwoorden maak ik gebruik van het begrip intersubjectiviteit op drie niveaus: (1) Ik reflecteer op hoe ik denk dat mijn persoonlijke achtergrond mijn omgang met informanten beïnvloedde; (2) ik verken hoe informanten en ik elkaar in faceto-face ontmoetingen probeerden te doorgronden; en (3) ik reik een paar 'nieuwe' inzichten aan met betrekking tot het doen van veldwerk onder informanten met dezelfde achtergrond als de onderzoeker. Door dit te doen hoop ik het inzicht in het leven van mensen met een beperking te vergroten.
[intersubjectiviteit, auto-etnografie, onderzoeker-subject relaties, antropologie van handicap, disability, 'at home' antropologie]
ZOE GOLDSTEIN
Inside out.
Some thoughts on issues related to self-harm and young people's experience of their bodies
In recent years self-harm – for this paper taken to indicate the act of a person deliberately and non-fatally physically hurting or injuring their body, and distinct from suicidal activities – has become an increasingly observed phenomenon in the West. It is noted to occur predominantly among young people, with reported acts of self-harm occurring with children as young as eight, and has been represented as a frightening new 'epidemic' by the media. It is primarily viewed as a means of coping with mental health and emotional problems, and accordingly it has received most attention – in the way of conceptualising the phenomenon, and researching it – from the psychological and psychiatric professions. Anthropology, and more broadly the social sciences, have thus far contributed little to what is still a relatively unknown, and misunderstood, range of behaviours. This paper thus acts as a call for attention to this important topic, with a specific emphasis on an alternative conceptualisation from an embodiment perspective, investigating the very bodily nature of what is a very physical act done by the body, to the body. Drawing on several authors, and using specific examples, I aim to present a case for the value of an embodied understanding of self-harm as it relates to young people, and hope to inspire further social science research into this still little known issue.
[self-harm, young people, medical anthropology, anthropology of children]
Automutilatie – hier opgevat als een handeling van vrijwillige en niet-fatale fysieke kwetsing en verwonding van het lichaam – is een recent verschijnsel dat in het westen steeds meer wordt waargenomen. Het vindt vooral plaats onder jonge mensen, met gerapporteerde gevallen van kinderen van acht jaar, en wordt in de media gepresenteerd als een nieuwe epidemie. Het wordt op de eerste plaats opgevat als een manier van omgaan met geestelijke gezondheid en emotionele problemen en heeft op die manier de meeste aandacht gekregen van de psychologie en psychiatrie. Antropologie, en meer in het algemeen de sociale wetenschappen hebben tot nu toe weinig bijgedragen aan dit relatief onbekende en onbegrepen gedrag. Dit artikel wil daarom de aandacht vestigen op dit belangrijke onderwerp, en een alternatieve conceptualisering vanuit het 'embodiment' perspectief benadrukken door de lichamelijke aard van deze zeer fysieke handeling van het lichaam aan het lichaam te onderzoeken. Met behulp van verschillende auteurs en specifieke voorbeelden wil ik de waarde van een 'embodied' begrip van automutilatie door jonge mensen presenteren en hoop zo tot verder sociaal wetenschappelijk onderzoek van dit weinig bekende verschijnsel te inspireren.
[automutilatie, jonge mensen, medische antropologie, antropologie van kinderen]